Naar inhoud springen

Gebruiker:Glatisant/Kladblok

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie


Bedrijfsgeschiedenis[bewerken | brontekst bewerken]

Lone Star komt voort uit een Britse fabriek van metalen speelgoedfiguurtjes, Die Cast Machine Tools Ltd (DCMT) te Welham Green, Hertfordshire. In de Tweede Wereldoorlog was de fabriek oorlogsmaterieel gaan maken en later was DCMT machines gaan leveren aan onder meer Lesney voor de productie van miniatuurauto's. De volgende stap was zelf miniatuurauto's te produceren. Naast miniatuurauto's produceerde het ook ander speelgoed, zoals figuurtjes van plastic, speelgoedpistolen etc.

De naam 'Lone Star' werd gekozen vanwege de vraag naar speelgoedwapens die populair waren in de westernfilms. Later maakte Lone Star ook geweertjes en pistolen onder licentie van de James Bondfilms en televisieseries als The Man from U.N.C.L.E..

Speelgoedsoldaten[bewerken | brontekst bewerken]

Harry ‘Harvey’ Eagles was een zoon van de oprichter van speelgoedfabriek Crescent Toys, Henry George Eagles. Hij begon in 1949 zijn eigen Harvey Toy Company in Londen, die figuurtjes van hol gegoten metaal produceerde. Vanaf de jaren 50 werd er plastic gebruikt in plaats van metaal. Eagles verkocht zijn handelsnaam en ontwerpen aan Lone Star, dat van 1955 tot 1976 plastic soldaten en toebehoren in grote verscheidenheid aanbood.

De naam 'Lone Star' werd gekozen vanwege de vraag naar speelgoedwapens die populair waren in de westernfilms. Later maakte Lone Star ook geweertjes en pistolen onder licentie van de James Bondfilms en televisieseries als The Man from U.N.C.L.E..

Lone Star was de merknaam van het bedrijf DCMT (Die Cast Machine Tools), dat gedurende de Tweede Wereldoorlog oorlogsmaterieel had geproduceerd en na de oorlog


Zoals met veel bedrijven in Groot-Brittannië en speelgoedbedrijven in het algemeen aan het eind van de jaren 70, had het bedrijf het moeilijk met de concurrentie en liep de omzet terug. In 1983 werden een aantal fabrieken gesloten. In 1988 stopte men de productie in Groot-Brittannië en werd deze verplaatst naar China.

Rond 500 v.Chr. ontstonden de eerste wijdverbreide handelsmunten, zoals de Miletische stater (zilver, ca. 14 gram) en zijn twaalfde, de hemihekte, gevolgd door de Griekse drachme (4,3 gram) en zijn viervoud, de tetradrachme. Tezelfdertijd werd in het verenigde Perzische rijk onder de Achaemenidische koning Darius I een nieuwe munt ingevoerd, de gouden dariek van ruim 8 gram en zijn zilveren tegenhanger, de siglos (5,5 gram). Omdat het zilvergehalte en het gewicht, en ook de voorstelling van deze munten steeds gelijk bleef, werden ze over uitgestrekte gebieden als handelsgeld geaccepteerd en ook nagemaakt.

De zilveren drachme kreeg een pendant in de Romeinse denarius (zilver, eerst 4,5 maar later 3,5 gram), terwijl in het Perzische rijk door de eerste Sassanidische koningen een nieuw type munt werd ingevoerd dat bijna even zwaar was als de drachme en de denarius, maar veel groter, omdat een platter muntplaatje werd gebruikt. Omdat de oorspronkelijke naam van deze munt niet bekend is, wordt hij eveneens drachme of ook wel 'drahm' genoemd. Deze platte munt met de stereotiepe voorstelling van de koningskop met opvallende kroon, baard en haardos op de voorkant en het zoroastrische vuuraltaar met aan weerszijden een wachter, zou eveneens maatgevend blijven in Midden-Azië tot aan de islamitische veroveringen.

De Arabische veroveraars introduceerden rond het jaar 700 een nieuwe, op de Perzische drachme gebaseerde platte zilveren munt met alleen kalligrafische tekst, de dirham. Binnen korte tijd waren in het gehele islamitische gebied alle voorstellingen uitgebannen. Alleen enkele islamitische stammen van Turkse afkomst bleven van tijd tot tijd dieren, astrologische tekens of mensenkoppen afbeelden, zoals de Karachaniden, Artuqiden en Seltsjoeken.

Bronzen munt van het eiland Ibiza, circa 200 v.Chr.
Zilveren drachme van koning Vologases I van Parthië
Chandragupta II (375-415), een van de machtigste keizers van de Gupta-dynastie op een gouden munt
Denarius van Hilderik, koning der Vandalen (523-530), een zogenaamde barbaarse imitatie van de Romeinse denarius

A Visit From St. Nicholas

'A Visit from St. Nicholas (ook bekend als The Night Before Christmas en Twas the Night Before Christmas, zoals de eerste regel luidt) is een Amerikaans gedicht over de Kerstnacht, voor het eerst gepubliceerd in een tijdschrift in 1823. Het gedicht had een sterke invloed op het concept van de Kerstman vanaf de vroege 19de eeuw tot heden. Zowel het uiterlijk van de Kerstman, de manier waarop hij huizen bezoekt, zijn arrenslee met rendieren, hun aantal en hun namen, en het speelgoed voor kinderen komen als eerste in deze tekst voor.

De anonieme tekst wordt toegeschreven aan twee personen, Clement Clarke Moore en majoor Henry Livingston, Jr. Beiden hebben ook in de moderne tijd hun verdedigers.


Johan Hendrik Ram
Johan Hendrik Ram
Geboren 7 december 1861
Utrecht
Overleden 29 september 1913
Den Haag
Land/zijde Nederland
Onderdeel Nederlands-Indisch leger en Nederlandse leger
Dienstjaren 25
Rang kapitein
Slagen/oorlogen Boerenoorlog, Balkanoorlogen
Portaal  Portaalicoon   KNIL

Jonkheer Johan Hendrik Ram (Utrecht, 7 december 1861Den Haag, 29 september 1913) was een Nederlands kapitein der grenadiers, oorlogscorrespondent en medeoprichter van de Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Luchtvaart.

Persoonlijk leven[bewerken | brontekst bewerken]

Johan Ram was een telg uit het adellijke geslacht Ram.[1] Zijn vader jhr. Karel Jacob Adriaan Hendrik Ram (1829-1911) was heer van Bottestein en lid van de gemeenteraad van Zeist (1869-1873), hoogheemraad van het Waterschap Heycop en officier (laatstelijk kapitein) van de schutterij. Zijn moeder Pauline Madelaine Rose (1838-1909) was een dochter van de Utrechtse koopman Hendrik Johan Rose (1804-1848), lid van het geslacht Rose.[2]

Johans ouders kregen negen kinderen, van wie er vier de volwassen leeftijd hebben bereikt: Henriette Jaqueline Willemine Elise (1860-1931), Johan Hendrik (1861-1913), Louis Reinier (1863-1906) en Johanna Henriette (1872-1959).[3] Drie meisjes (1865, 1868 en 1874) werden dood geboren. De zoontjes Karel Jacob (1866) en Willem Eliza (1869-1870) zijn twintig dagen en vijf maanden na hun geboorte overleden.[4] Geen van de volwassen kinderen is in het huwelijk getreden.

Ram was bevriend met de schrijver Louis Couperus.[5] Hij werd door zijn tijdgenoot Henri van Booven in diens biografie van Couperus omschreven als "een forsche, robuuste, krijgshaftig uitziende persoonlijkheid, innerlijk echter tot diepe zwaarmoedigheid en mystiek geneigd".[6] Ram was in juni 1888 uit Zeist overgeplaatst naar Den Haag als eerste luitenant bij de grenadiers. In Den Haag werd hij lid van de amateur-toneelclub Utile et Laetum van Marcellus Emants, waarvan ook Couperus lid was. De twee koesterden al gauw een warme vriendschap voor elkaar.[7] Volgens Bastet was Ram homoseksueel en werd Couperus zich door hun vriendschap bewust van zijn eigen androgynie. Of de twee een seksuele relatie hebben gehad, is niet bekend.

Ram pleegde op maandag 29 september 1913 zelfmoord.[8] Hij werd op vrijdag 3 oktober 1913 onder grote belangstelling begraven op de begraafplaats Oud Eik en Duinen in Den Haag.[9]

Militaire leven[bewerken | brontekst bewerken]

Ram volgde de Koninklijke Militaire Academie en werd (op zijn verzoek) gedetacheerd bij het Nederlands-Indisch leger. Hij diende in Atjeh als postencommandant onder generaal Dijckerhoff; terug in Nederland werd hij een tijd gedetacheerd bij de Hogere Krijgsschool en tijdens de Boerenoorlog trad hij op als militair attaché, maakte met kapitein Thomson de krijgsverrichtingen aan de kant van de Boeren mee en stelde samen met hem een rapport daarover op.

Gedurende de Eerste Balkanoorlog was hij werkzaam als oorlogscorrespondent voor de Nederlandse bladen. In de Nieuwe Rotterdamsche Courant verschenen vanaf 21 oktober 1912 25 'Brieven van het oorlogsterrein'. Bij het uitbreken van de eerste Balkan-oorlog trok hij naar Bulgarije om aan de kant van het tegen Thracië oprukkende Bulgaarse leger de krijgsverrichtingen tegen de Turken te volgen en die voor de kranten te beschrijven. Gedurende het beleg van Adrianopel te Moestafa-pasja werd hij bewaakt en kreeg hij slechts eenmaal de kans om tot aan de Bulgaarse linies door te dringen. Ram wijdde diverse oorlogsbrieven in de krant aan beschouwingen over het Bulgaarse volkskarakter en beschreef ook de bombardementen die vanuit vliegtuigen plaatsvonden: de allereerste bombardementsvluchten in de wereldgeschiedenis, waarbij de bommen nog gewoon met de hand uit het vliegtuig werden gegooid. Met een andere Nederlandse correspondent, luitenant Jan Fabius, maakte Ram gedurende langere tijd op vriendschappelijke wijze de oorlogsontberingen door.[10]

In de tijd dat Ram in Nederland was besteedde hij veel aandacht aan de verspreiding van zijn denkbeelden over een volksleger in Nederland; in de Militaire Gids, een tijdschrift in 1882 opgericht door F.H. Boogaard, schreef hij verschillende opstellen over dit onderwerp. Samen met Graafland en Thomson redigeerde Ram De Militaire Gids. Orgaan voor weermacht en natie (uitgegeven bij de Erven F. Bohn). Dit tijdschrift stond een nieuwere richting in het leger voor en voerde geregeld hevige polemieken met de Militaire Spectator. In 1905 schreef Ram in 1905 in het maandblad Onze Eeuw een artikel over zijn opvattingen, 'Ontwikkeling van onze krijgsmacht in de richting van een volksleger'.[11]

Luchtvaart[bewerken | brontekst bewerken]

Ram was een van de pioniers van de Nederlandse luchtvaart. Hij behoorde met Alfred Rambaldo, W.H. Schukking en Henk Walaardt Sacré tot de oprichters van de Vereeniging ter Bevordering van de Luchtscheepvaart, die al spoedig werd omgedoopt tot Nederlandsche Vereeniging voor Luchtvaart. Hij was van het begin af secretaris van deze vereniging, waarvan de latere generaal C.J. Snijders de voorzitter werd, nadat Ram de eerste vergadering had voorgezeten. Hij was vanaf de oprichting tot 1912 ook bestuurslid van de vakafdeling voor aviatiek en was lid van de commissie voor de bibliotheek en lid en voorzitter van de commissie voor sportzaken van de vereniging. Zowel zijn eigen geschriften als de getuigenissen van anderen geven blijk van het grote enthousiasme van Johan Ram voor de vliegsport. Zelf een vliegtuig of ballon besturen deed Ram niet, maar hij ging wel de lucht in als passagier, wat van moed getuigde in de eerste jaren van de luchtvaart.[12]


DEFAULTSORT:Ram, Johan}} Categorie:Militair in het KNIL]] Categorie:Persoon in de Atjeh-oorlog]] Categorie:Nederlands publicist]] Categorie:Familie Ram|Johan Hendrik]]

Muntgeschiedenis (tot 1000)[bewerken | brontekst bewerken]

(artikel is geplaatst in Munt (betaalmiddel)

Punten van aandacht[bewerken | brontekst bewerken]

  • Functie van het geld
  • Problemen met het vele handwerk dat het aanmaken van munten vergt [1]
  • Byzantijnse revolutie: Griekse letters, staande koningen // Sassaniden, latere vernieuwingen (scyphaten)
  • Islamitische revolutie: Radicale beeldverandering, alleen tekst op munten, wereldverovering
  • Karel de Grote en het gebruik op grote schaal van de penning


De Tetons vanaf Lake Jackson

Maria Genova (Plovdiv, 12 januari 1973), is een Nederlandse, van afkomst Bulgaarse schrijfster en journaliste. Op haar 19de kwam ze naar Nederland, waar ze journalistiek studeerde aan de Academie voor Journalistiek in Tilburg.

Genova debuteerde met het semi-autobiografische boek Communisme, sex en leugens, een tragikomisch portret van een vrouw die in een communistische dictatuur opgroeit en na de val van het communisme naar Nederland verhuist. Het boek won de Looijer Debutanten Prijs. Vervolgens publiceerde Genova het kinderboek Spookje Knetterkontje.

Haar doorbraak als schrijfster kwam met het boek Man is stoer, vrouw is hoer. 12 jaar getrouwd met een loverboy, een waargebeurd verhaal over vrouwenhandel en loverboys in Nederland. Het boek, dat verscheen door uitgeverij Conserve, werd binnen twee maanden een bestseller.

Website schrijfster

Andere fragmenten[bewerken | brontekst bewerken]

Charlie May (Middelburg, 11 juli 1981) is een Nederlandse theatermaker en rapper.

De roman Hopeful Monsters (1990) van de Britse schrijver Nicholas Mosley beschrijft de verwarringen en verschrikkingen van de twintigste eeuw. Een nieuwe mutatie, een verhoopt 'Hopeful Monster' zou de enige uitweg naar een vreedzame, harmonieuze wereld zijn.

(uit de Duitse wiki over Bartók vertaald:)

Aan de Koninklijke Muziekacademie van Boedapest leerde hij rond 1905 Zoltán Kodály kennen. Kodály bracht Bartók ertoe om systematisch de Hongaarse volksmuziek te gaan bestuderen. Van dan af werkte hij met Kodály samen. Deze gezamenlijke arbeid had grote invloed op Bartóks stijl. Hij was niet geïnteresseerd in de populaire 'Hongaarse rhapsodieën' van Franz Liszt en Johannes Brahms, maar in de originele muziek van de boerenbevolking. Hij ging op zoek naar een nationale stijl, maar ontdekte dat regionale culturen niet tot nationaliteit beperkt konden worden: Hongaarse muziek stond bloot aan Roemeense en Slavische invloeden, en Bartók voelde zich door dat gegeven geïnspireerd om zich in te zetten voor de verbroedering der volkeren.

w:nl:Gebruiker:Dolph_Kohnstamm/Discussie_naamsvermeldingen

Nee hoor, ik ben een braaf mens, zeker om twaalf uur, hoewel die tijd mij op dat moment aan deze boektitel deed denken. Weet je waar ook nog nuttig poetswerk verricht kan worden, behalve op die weerbarstige enterprisepagina's? Ga maar vast huilen met de honden in het hondenbos. De dashond en de Ierse setter heb ik alvast gedaan.
Geantwoord op mijn OP.

Oerversie van een gestreepte hit